Kind & Opvoeding

Een peuter van 2 jaar opvoeden zonder straffen of belonen: onze ervaringen

Toen ik zwanger was van onze dochter hebben we natuurlijk veel gesproken over de opvoeding. Er leken drie smaken te bestaan: autoritair (directief), permissief (doe wat je wilt) en de gedoodverfde gulden middenweg autoritatief (in constant overleg). Wij deden eigenwijs en kozen voor smaak nummer 4: ‘unconditional parenting’, oftewel opvoeden met zo min mogelijk straffen en belonen. Nu onze dochter twee jaar is, kan het opvoeden echt gaan beginnen. En dan zie je in de praktijk wat werkt en wat lastig gaat.

Unconditional parenting, wat is dat nu weer?

Het begrip ‘Unconditional parenting’ ken ik van het gelijknamige boek van de Amerikaan Alfie Kohn. In dit boek legt hij haarfijn uit hoe verknipt kinderen in feite worden van zowel straffen als belonen. Beide methodes verstoren namelijk de intrinsieke motivatie van het kind en maken deze extrinsiek: “Als ik mijn eten niet opeet, krijg ik geen toetje” en “Als ik op het potje plas, krijg ik een sticker”. En in het minst gunstige geval wordt dit door het kind doorvertaald in “Als ik mijn eten niet opeet, ben ik niet lief” en “Als ik op het potje plas, ben ik lief.” Niet zo leuk en bovendien verplaats je hiermee de focus van het effect op de ander naar het effect op het kind zelf. Zo voed je (zo stelt de auteur) in feite egocentrisme.

alfie-kohn-boek

Klinkt dit vergezocht? Misschien. Maar aan de andere kant… Er zijn zeeën aan onderzoeken die aantonen hoe straffen en belonen je hele psyche overhoop gooien. Persoonlijk ben ik nog steeds bezig met het ontrafelen van de knopen die het mij zelf heeft opgeleverd.

Autonomie en empathie

Maar hoe dan wel? Kort door de bocht door geen voorwaarden aan je liefde te verbinden (door te straffen of te belonen). Je kind kan je liefde niet verdienen of kwijtraken. Punt. En vervolgens verplaats je de focus waar het kan naar het effect van het handelen van je kind op zijn of haar omgeving. Wat het daarmee doet is ten slotte zo veel mogelijk een autonome keuze. Of, als een effect op iemand anders helemaal niet aan de orde is, gewoon die intrinsieke motivatie (autonomie!) laten bestaan! Autonomie en empathie waren toevallig de kernwaarden die mijn man en ik al hadden bedacht voor de opvoeding, dus deze methode leek helemaal in ons straatje te passen.

Peuter: opvoeden in de praktijk

De praktijk blijkt echter nog best lastig en soms ook best confronterend. Een aantal standaardzinnen zit zo extreem ingebakken in onze cultuur en in ons taalgebruik dat het lastig is om ze niet te gebruiken. En anders doet iemand anders het wel. Bovendien reageer je soms simpelweg in een reflex. Maar dan helpt zelfreflectie achteraf en natuurlijk overleg met je partner.

“Wat lief!” – Van oordeel over het kind naar effect op de ander

Je peuter slaat een kind simpelweg omdat het ‘in de weg staat’. Je hebt dan toch meteen de neiging om in te grijpen met “Doe eens lief!” of “Lief doen!” (of nog erger, “Doe eens normaal!”). Lekker kort, lekker duidelijk. Behalve dat een kind van twee geen flauw idee heeft wat jij bedoelt met het begrip ‘lief’. Veel te abstract. Sterker nog, ik weet zeker dat jij nu nog steeds een ander beeld hebt bij een ‘lief persoon’ dan ik. Nog een ander probleem: je geeft een waardeoordeel mee aan je kind. Dat je het niet lief vindt als het iets doet. Dat terwijl je kind juist hard nodig heeft dat jij altijd van hem of haar houdt. Want als jij dat al niet doet… Hé, en een alinea later zijn we het slachtoffer ook helemaal vergeten. Of niet?

Wat ik zo veel mogelijk probeer te doen (lukt echt niet altijd) is mijn peuter op het effect van haar acties wijzen. Slaat ze? “Au, je doet mij pijn als je slaat, daar word ik verdrietig van.” Ik merk dat dit verrassend goed werkt! Andersom geldt hetzelfde, maar wel wat langzamer. Als onze dochter bijvoorbeeld uit zichzelf iets geeft als ‘cadeautje’ of komt knuffelen als ik mijn teen stoot ofzo, dan probeer ik te reageren met iets als “Dank je wel, daar word ik heel blij van.”

‘Lief doen’ in de praktijk

Heel recent was onze dochter enorm boos en gefrustreerd tijdens het avondeten. In haar frustratie duwde ze haar volle beker met drinken van zich af waardoor de inhoud over mijn benen en in mijn bord met eten viel. Ik moet toegeven dat mijn eerste reactie “GVD, kijk eens wat je doet!” was. Bad thing, bad thing. Maar daarna heb ik haar vooral gewezen op mijn natte, vieze broek en gezegd dat dit mij boos en verdrietig maakte. Nadat ik mij had omgekleed heb ik gevraagd of ik een kusje mocht. Dat mocht. Daar heb ik haar voor bedankt en daarna deed ik gewoon weer vrolijk. Dat dit indruk heeft gemaakt merkten we toen ze er zelf twee dagen later aan tafel weer over begon met de woorden “Beker. Gooien. Ojee. Mama. Au. Vies.” Ik besloot te reageren met dat ze inderdaad haar beker over mama had heen gegooid, maar dat alles nu weer goed is.

De andere kant: het leren aaien van de poes. Onze dochter is dol op de katten, maar aaien leek in het begin toch vooral op slaan. “Lief doen!” roepen heeft dan natuurlijk geen enkele zin, want het is vooral een kwestie van motoriek en ervaring. Maar als ze eens wel enigszins echt aait en poes begint te knorren, benadrukken we dat “Kijk eens hoe fijn poes het aaien vindt.” Omslachtig misschien, maar ik zie hoe goed het werkt, want ze wordt er al veel beter in en voelt zich niet ontmoedigd.

Het ombuigen van “Goed zo!”

Naast “Wat lief” is “Goed zo” iets waarvan we de neiging hebben om dat steeds tegen onze kinderen te zeggen. Er lijkt helemaal niks mis mee, toch? Tot ik mij realiseerde dat mijn man mij bijna niet bozer kan maken dan op een intrinsiek gemotiveerde prestatie van mijzelf reageren met iets als “Dat heb je goed gedaan.” Waarom? Omdat het dan ineens lijkt alsof ik het voor de ander heb gedaan in plaats van mijzelf. Ik maak verdorie zelf wel uit of ik zomaar ineens een cake bak of een flink stuk ga fietsen of weet ik wat. In een paar woorden wis je de intrinsieke motivatie uit en maak je hem extrinsiek. En dus simpelweg minder waardevol.

Hoe dan wel vinden we echter nog wel lastig. In veel gevallen kun je prima volstaan met “Dank je wel”. Sowieso een toverzin en iets wat we in het algemeen wel wat vaker mogen zeggen. Als onze peuter helpt met het uitpakken van de vaatwasser of opvouwen van de was (voor zover dat lukt) zeggen we dus vooral “Dank je wel” in plaats van “Goed zo”.

Maar soms valt er niemand te bedanken. Zoals bij een gemaakte krastekening of een puzzel die ze ineens in elkaar kan zetten of succesvolle meters met de driewieler. De enige opties die we hier zien zijn a) meegaan in het intrinsieke gevoel van trots en enthousiasme en b) simpelweg een gesprekje aangaan. In het geval van de tekening probeer ik dus te vragen: “Wat heb je getekend?” En verder merk ik dat we heel vaak dingen als “Hoera, het puzzelstukje past” enzo zeggen. Misschien zitten hier ook wel weer nadelen aan, maar ik zie eerlijk gezegd ook niet hoe het anders moet nu onze dochter nog niet hele gesprekken kan voeren.

Het lukt lang niet altijd, maar ik zie het effect al wel

Natuurlijk vliegen we nog wel eens uit de bocht. Dan denk ik achteraf ‘Dat had ik anders moeten doen’ of ‘Hoe had ik dat in vredesnaam anders kunnen doen?’ Maar onze visie blijft overeind. En we lijken het effect van deze opvoedstijl toch ook al wel te zien. Onze dochter is zichtbaar begaan met de gevoelens van anderen, voor zover dat al lukt, maar voelt zich verder overduidelijk vrij in haar handelen. En dat was dus precies de bedoeling. En dat toch mooi (vrijwel) zonder straffen of belonen.

Wat vind jij van ‘unconditional parenting’? Welke opvoedstijl spreekt jou het meeste aan?

Cecile Bol on LinkedinCecile Bol on PinterestCecile Bol on TumblrCecile Bol on TwitterCecile Bol on Wordpress
Cecile Bol
Schrijver / dichter / foodie @ Hommelgaard
Zelfstandig ondernemer met tekstbureau Studio Vuurvogel || Dichter, vooral in het Engels || Gezin met Remi, Emily, poes & wat kippen